Burger ziet niet dat provincie hem plukt
Burger ziet niet dat provincie hem plukt
Bron: ED.nl
De aanstaande verkoop van Nuon en Essent heeft de provincies – aandeelhouders van deze energiebedrijven – in de schijnwerpers gezet.
De indruk bestaat dat deze bestuurslaag over meer geld beschikt dan nodig is, zeker gezien het toch wat beperkte takenpakket van de provincies. Dit klopt inderdaad, maar dat komt niet door de miljardenbedragen die Nuon en Essent binnenkort gaan opleveren. Provincies geven namelijk al langer meer uit dan nodig is. Daar is een simpele reden voor: er komt te veel geld binnen.
In theorie is het allemaal zo mooi. Provincies zijn democratische organisaties. De kiezers bepalen wat er gebeurt. Zij betalen een provinciale belasting en als hun provinciale bestuurders niet doen wat zij willen, dan stemmen ze de volgende keer niet op die bestuurders (c.q. hun partijen). De bestuurders weten dit en doen dus zo goed mogelijk wat de kiezers willen.
Maar dat is de theorie. De praktijk is weerbarstiger. Het meeste geld dat provincies binnenkrijgen komt niet van hun eigen belasting, maar van de rijksoverheid en uit de winst op hun eigen vermogens. Vooral die laatste inkomstenbron is sterk gegroeid. In 1998 brachten dividenden nog 34 miljoen euro op. In 2007 ging het al om 434 miljoen structureel, dus dertien keer zo veel. Daarnaast ontvingen provincies dat jaar nog 900 miljoen aan eenmalig dividend of uit de verkoop van belangen. Dat is veel geld, zeker als je bedenkt dat de twaalf provincies samen ongeveer zes miljard per jaar uitgeven.
In theorie is er geen enkele reden om meer uit te geven als er meer binnenkomt. Maar dat doen de provincies wel. Economen noemen dit 'potjesdenken': de bron van de inkomsten is medebepalend voor de besteding. Overheden zijn hierin trouwens verre van uniek. Ga zelf maar eens na hoe u een bonus of een loterijwinst zou besteden. Heel anders waarschijnlijk dan uw zuurverdiende salaris. Bij overheden is het gebruikelijk inkomsten geheel te bestemmen voor uitgaven. Slechts heel zelden komt iemand op het idee dat het geld ook kan worden gebruikt om de belasting te verlagen.
De Raad voor de Financiële Verhoudingen heeft nu becijferd dat provincies samen een half miljard extra per jaar zijn gaan uitgeven doordat hun vermogensinkomsten zijn gestegen. Over de precieze hoogte van dat bedrag valt te discussiëren. Niet over het feit zelf. Overigens heeft het kabinet hierbij ook boter op zijn hoofd. Het heeft de provincies gebruikt om tal van projecten mede te financieren, bijvoorbeeld de aanleg van wegen. Destijds viel er ook nog geen onvertogen woord over de provinciale rijkdommen.
Maar dit is niet alles. Er is nóg een inkomstenbron die steeds meer oplevert. Dat is de provinciale belasting, ofwel: de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Misschien wist u niet eens dat u die betaalde. En hoeveel u uw provincie betaalt, weet u waarschijnlijk al helemaal niet. Dat komt doordat deze belasting vrijwel onzichtbaar meelift met de motorrijtuigenbelasting van de rijksoverheid.
De provincies hebben de tarieven de afgelopen jaren niet sterk verhoogd, maar dat was ook niet nodig. Er kwamen namelijk steeds meer auto's en ook steeds zwaardere auto's, die allemaal meer belasting opleverden. De opbrengst groeide als vanzelf. Maar in plaats van het verlagen van de belasting om de vermogenswinsten terug te sluizen, ging de belasting toch omhoog. De opbrengst is in tien jaar tijd verdubbeld.
Het is moeilijk voor te stellen dat de meeste kiezers het daarmee eens zijn. Waarom is er dan nooit een provinciaal bestuur om weggestemd? Dat komt door de onzichtbaarheid van de provinciale belasting. Vergelijk het maar eens met de gemeentelijke belastingen. Daar is elk jaar veel publiciteit over. De wethouder die de onroerendezaakbelasting (OZB) het meest verhoogt, mag dat zelfs voor de televisie komen uitleggen.
De OZB is erg zichtbaar. De rekening valt elk jaar op de mat. Als de huizen duurder worden, verlagen de meeste gemeenten hun tarieven om te voorkomen dat de opbrengst ongewild oploopt. De provincies doen dat echter niet als er meer auto's komen. En ze komen daarmee weg, omdat niemand het ziet.
Wat gaan we hieraan doen? Provincies op hun budget korten is te billijken, maar het is niet genoeg. Belangrijker is om herhaling te voorkomen.
Provincies moeten geen 'easy money' meer krijgen. Geef ze een belasting die goed zichtbaar is.
De motorrijtuigenbelasting verdwijnt toch; we gaan immers rekeningrijden, zo is nog steeds de bedoeling. Voer in de plaats daarvan een provinciale ingezetenenbelasting in. Een gelijk bedrag per huishouden, met kwijtschelding voor de minima.
Hou het vooral overzichtelijk. Provinciale bestuurders moeten dan kunnen uitleggen waarom hun tarief hoger is dan dat van andere provincies. En daar kan natuurlijk best een goede reden voor zijn. Aan nuttige projecten mogen ze gerust geld uitgeven. Maar het moet wel zijn uit te leggen, anders volgt een afrekening in het stemhokje. Op deze manier wordt ook elke provinciale euro twee keer omgedraaid voor hij wordt uitgegeven. En daar moeten we heen.
-
De auteur is directeur van het Centrum voor onderzoek van de economie van de lagere overheden (COELO) aan de Rijksuniversiteit Groningen.